Na de dood van haar moeder verhuist de vijfjarige Heidi naar de Zwitserse Alpen, waar haar knorrige grootvader een kluizenaarsbestaan leidt. Door zijn vrolijke kleindochter komt er eindelijk weer wat vreugde in het leven van opa. Heidi wordt opgehaald door haar tante, ze krijgt goede scholing maar heeft vreselijk last van heimwee. Gelukkig mag ze na een jaar naar huis. Haar invalide vriendin Klara gaat mee.